
Norbert Kühne (64) uit Kerkrade
laatste Limburgse mijnwerker gidst nu in Duitsland
Kerkrade/Aken – Norbert Kühne (64) uit Kerkrade ging jarenlang elke dag de diepte in, de hitte en het stof tegemoet. Hij was een van de laatste Limburgse mijnwerkers die echt ondergronds werkte. Nu is hij met pensioen, maar het mijnverleden heeft hij nooit losgelaten. In museum Energeticon in Alsdorf (Duitsland) gidst hij bezoekers langs treintjes, oude mijnschachten, galerijen, pijlers en kleedruimtes.
Door Peter Swelsen
Wie Norbert Kühne ontmoet, merkt het meteen: deze man ademt mijnbouw. Van 1983 tot en met 1991 was hij actief in de Duitse mijnen van Alsdorf. In Nederland sloot de laatste mijn in 1974 na de historische aankondiging van premier Joop den Uyl in 1965 in de schouwburg van Heerlen. In Duitsland hielden ze het nog bijna twintig jaar langer vol, tot 1992.
Hoewel Norbert HTS Werktuigbouwkunde gestudeerd heeft, was hij vooral een man van de praktijk. Zijn talenknobbel – hij spreekt Nederlands, Duits, Engels, Italiaans en Frans – kwam hem goed van pas in de smeltkroes van nationaliteiten ondergronds. Tegenwoordig is hij gids en vertelt hij vol vuur over een wereld die voor velen slechts geschiedenis is. “Ik ben nooit helemaal losgekomen van de mijn.”
Na de sluiting van de mijnen stapte hij over naar de glasindustrie, waar hij tot zijn pensioen als productmanager werkte. Maar zelfs na zijn carrière bleef de mijnbouw trekken.
Hitte, stof en kameraadschap
Werken in de mijn begon met een rit naar beneden. En niet zomaar een: de liftkooi suisde met tien meter per seconde de diepte in. Je voelde het in je maag en aan je oren. Hoe dieper je kwam, hoe heter het werd. Per honderd meter steeg de temperatuur met drie graden. In sommige galerijen liep het kwik op tot boven de 30 graden, met een luchtvochtigheid van 100%. “Je zweette je kapot, maar je lichaam kon de warmte niet meer kwijt. Drinken was een tactisch spel: de kunst was om met je drie liter water de hele dienst door te komen.”
Waarom ging Norbert de mijn in? Hij grijnst. “Pingping! Het betaalde geweldig. En de kameraadschap was onovertroffen. Ondergronds was iedereen gelijk. Je moest elkaar blindelings kunnen vertrouwen.” Maar het was ook een wereld waar je hard moest zijn. “Als je niet oplette, kreeg je een ‘klatsj’ om de oren. Dat hoorde erbij. Maar boven dronken we erna samen een.” In de mijn werkten Duitsers, Nederlanders, Joegoslaven, Turken, Polen en Italianen broederlijk samen. “Je afkomst deed er niet toe. Je kon op elkaar rekenen.”
Explosies en precisie
Norbert begon als steenhouwer, maar werd na verloop van tijd schiethouwer. “Wij plaatsten soms tot 70 kilo dynamiet om de galerijen en tunnels steeds langer te maken. De stofwolk die daarna vrijkwam was enorm.” Maar precisie was cruciaal. “Als je een fout maakte met de ontstekers of niet voldoende oplette, kon dat fataal zijn.”
De mijn kende een strakke logistiek. De steenkool werd via kettingtransporteurs, lopende banden en wagons naar de oppervlakte gebracht. Treinen vervoerden niet alleen de mijnwerkers, maar ook materiaal, machine onderdelen, stenen en kolen. “We zaten zo in de wagons dat de kans op blessures minimaal was. En als het heel gevaarlijk was, was er altijd wel een koempel die op je lette en klaarstond om je weg te trekken als het misging.”
Van zwart stof naar gids
Vandaag de dag houdt de enthousiaste gids de mijnbouwgeschiedenis levend. In zijn originele mijnwerkerskostuum gidst hij op afspraak bezoekers door het Energeticon in Alsdorf. De gangen, treintjes en doucheruimtes zijn er nog steeds in perfecte staat. “Dit is de beste manier om te voelen hoe het was.”
www.energeticon.de
Foto’s Anouk Custers
Geef een reactie